LADDERZAT

Door Kees van Straten

Een terugblik op de laddercompetitie.

Als de lentecompetitie begint zijn we de ladder zat. Voor een verdwaalde enkeling geldt dat sowieso vanwege carnaval. Verleden week deed ik mee aan een schaaktoernooi in Zwolle. Groot was mijn verbazing dat ook daar carnaval wordt “gevierd”. Openlijk en wel, zonder enige vorm van schaamte.  Volwassenen die zich met een serieus gezicht als leverworst of dobbelsteen door de stad verplaatsen. Dat doet naar de drank grijpen.

De ladder als verschijnsel blijft, net als het onderwijs, een permanente zorg van regering en schaakverenigingen. In eerdere bespiegelingen heb ik me in wijsgerige zin al uitgelaten over het fenomeen ladder. Omdat de laddercompetitie gebaseerd is op het laddersysteem lijkt het me zinnig om toch nog even aandacht te geven aan de verschillende soorten ladders die we kennen en hun mogelijke relatie met de schaakcompetitie.
De Jacobsladder is in lucht en op lucht gebouwd, leidt tot niets en kan dus niets te maken hebben met ons onderwerp.


De uitschuifladder, eventueel uitgerust met een touwoptrekinrichting om het bovenste deel gemakkelijker uit te schuiven. Dit klinkt me te vrijblijvend. Een ladder die je naar believen uit kunt schuiven riekt naar vriendjespolitiek.
De toonladder is van beperkte omvang en valt dus meteen af.

Bok- of dubbele ladder (scharnierend in het midden, ziet eruit als een omgekeerde V.) Soms ook wel stapladder genoemd omdat het de gebruiker de (ongewenste) mogelijkheid biedt om met de ladder als op een soort van stelten te kunnen lopen. Valt ook af. Je gaat niet met de ladder aan de haal.
Vrijstaande of reformladder (schaarladder). Deze ladder heeft de mogelijkheid om gebruikt te worden door ergens tegen aan te zetten, maar ook geheel vrijstaand in A-positie gebruikt te worden. Om zijdelings kantelen te voorkomen is de basis van de ladder verbreed. Aan ladders die zouden kunnen kantelen (nog afgezien van die A-positie) hebben we niks. Een vrijstaande ladder is levensgevaarlijk en aan een reformladder hangen benauwde luchten.
Angstladder. Zegt voldoende.



Platformladder (ladder met een klein platform boven). Nee, geen klein platform. Juist een groot platform, om de strijdlust te bevorderen.
Telescoopladder (deze ladder kan enorm klein worden omdat elk deel van de stijlen in elkaar schuift, net als bij een telescoop). Een enorm kleine ladder is een rampscenario omdat het zou verwijzen naar een mogelijk teruglopend aantal leden.
Dakladder (ladder met een haak bovenaan om op de daknok geborgd te worden). Klinkt te zeker (zeker en vast, zoals onze zuiderburen zo mooi zeggen. Waarbij “zeker” bijna als “zeiker” wordt uitgesproken).
Afvalladder. Te riskant en te belerend.


Draaischijfladder of brandweerladder (uitschuifladder op een roterend platform op het chassis van een brandweerauto). Alleen voor noodgevallen.
Het verlossende woord  kwam uiteindelijk van drs. J.R. Huysman. Klip en klaar stelt hij dat de schaakladder een touwladder moet zijn vanwege de hoge beklimmoeilijkheidsgraad. Daarmee is voor mij de ladderkous af.
Drs. J.R. Huysman schrijft in zijn “Materialen voor opstandig werk” (Cantecleer, 2011, p. 237 e.v.):
“Een ladder of leer is een klimgereedschap, bestaande uit twee bomen (of stijlen) met daartussen een aantal dwarsliggers, de sporten. Er zijn twee soorten ladders: onbuigzame ladders en touwladders. Onbuigzame ladders kunnen ergens tegenaan worden gezet, of afhankelijk van de uitvoering, vrijstaand worden gebruikt. Touwladders zijn aan de bovenzijde bevestigd. Touwladders zijn moeilijker te beklimmen dan normale ladders”.

 

Dan nu de terugblik.
Het was een mooie competitie, met winnaars en verliezers.