DE HAMER VAN BOKMA

Door Kees van Straten

 

Philidor is in het rijke bezit van twéé voorzittershamers. Tegenwoordig wordt de hamer maar een keer per jaar gebruikt, en wel tijdens de jaarvergadering. Dat was in de negentiende eeuw wel anders. De clubavonden bij Philidor werden toen ‘vergaderingen’ genoemd, dat blijkt uit de notulen van die tijd. Iedere avond opende de voorzitter (President) de vergadering, had soms een korte mededeling, dan volgden de loting en het schaken zelf.
De oudste hamer is van 1877, aangeboden bij het 30-jarig bestaan.


Foto Eelke Heidinga

 

De jongste hamer is gedateerd 1897 en, vergeleken met de eerste, een wonder van fijnzinnige vormgeving.


foto Eelke Heidinga

Het is een geschenk van vicepresident F.K. Bokma, als herinnering aan het 50jarig bestaan van Philidor. In de notulen van 12 november 1897 lezen we dat voorzitter Posthumus dit ‘keurig’ geschenk aanvaardt “met de wensch dat, zoo ooit de tijd mocht komen dat de vereeniging Philidor werd ontbonden, deze hamer een plaatsje mocht vinden in het Friesch Museum, teneinde te getuigen van het zoo lange bestaan der vereeniging”. Zoals gebruikelijk werd op de hamer ook een zilveren gedenkplaatje met inscriptie aangebracht.

Omdat de hamer zo mooi was, besloot het bestuur later een ‘fraaie houten doos’ te kopen op kosten van de vereniging.
In het jaarboek 2013-2014 van Philidor, bij de beschrijvingen van de schaaklokalen, heb ik Bokma als drankadviseur bij de vele diners van Philidor al ten tonele gevoerd, maar toch wil ik proberen wat meer te weten te komen over deze ondernemende jeneverstoker. Volkomen nuchter duik ik in de archieven van het Historisch Centrum Leeuwarden (HCL). Dit duiken is een bron van groot genoegen. Op zoek naar hamers en jenever kwam ik, en passant, buitengewoon interessante archiefstukken tegen, zoals ‘Onderhoudsplichtigen van de Brug ‘De Zwarte Plank’ te Huizum, het archief van Bejaardenkoor ‘Fleurich op’ te Leeuwarden en van Kegelgenootschap ‘Laat de lange staan’(L.D.L.S.) in Leeuwarden. Mijn onderzoekje naar F.K. Bokma liep daardoor aanzienlijke vertraging op.

Freerk Klazes Bokma is op 17 januari 1841 geboren in Grouw. Hij was de zoon van Klaas Bokkes Bokma (1815-1848), molenaar, en Antje Freerks Brouwer(1814-1899). Als je molenaarszoon bent, ga je later natuurlijk ook op een molen werken. Hij wordt knecht bij de oliemolen De Jonge (foto rechts, uit 1884) aan de Harlingertrekweg in Leeuwarden. Als hij 22 jaar oud is trouwt op 11 november 1863 met Ymkje Pieters van der Wal (1839-1918). Freerk woont dan inmiddels al een jaar in Leeuwarden. Volgens het bevolkingsregister 1876-1904  is hij op 15 mei 1862 in Leeuwarden komen wonen en bij de oliemolen De Jonge gaan werken. Vóór die tijd zou hij in Bedum, Groningen, hebben gewoond, zo staat erbij geschreven. Mij is onduidelijk wat hij daar dan gedaan zou hebben.
Freerk (‘den Heer F. Bokma, fabrikant te Leeuwarden’) wordt als gast bij Philidor geïntroduceerd op de vergadering van 22 december 1865. Op de vergadering van 31 augustus 1866 wordt F.K. Bokma weer voorgesteld als  lid. Op 28 september wordt Bokma als lid gekozen (met algemene stemmen, min een).

 


Kennelijk boert Freerk goed, want hij heeft, in ieder geval in 1872-1873, gewoond op de Eewal ZZ 78 (foto links) en als zijn beroepen worden in hetzelfde bevolkingsregister vermeld (en soms ook weer doorgehaald): broodbakker, grossier in gedistilleerd, molenaar en grutter.
Zes jaar later begint hij een broodbakkerij aan de Voorstreek en daar woont hij ook: Voorstreek OZ A 310, onder. Of je nu op de Voorstreek woont of op de Eewal, lopen naar het schaaklokaal (de vergaderingen worden gehouden bij Van der Wielen in de Sacramentsstraat) is ook met 5-6 borreltjes op goed te doen.

Of hij met het schaken net zo doortastend is weten we niet. Helaas zijn er geen schaakpartijen bekend van Freerk (er werd destijds nauwelijks genoteerd), dus wat zijn kwaliteiten waren op de 64 velden blijft duister. Wel was hij ‘er tuk op het mat te annonceren’, schrijft Bakkers in zijn In Memoriam. Dit zou kunnen betekenen dat hij in ieder geval een aantal gewonnen partijen heeft gespeeld. Thuis voelde hij zich wel bij Philidor, want van 1881 tot zijn dood in 1903 is hij de club trouw gebleven.

 

Onvermoeibaar breidt hij zijn zakelijke activiteiten uit. In 1883 koopt Freerk een oliemolen aan de Harlingertrekweg. Meteen al in januari 1884 gaat hij flink uitbreiden in ‘de stoom- en windmolen De Vlijt’, zoals blijkt uit het verzoek om vergunning tot uitbreiding. Al twee jaar later verkoopt hij de molen aan zijn buurman, de firma Swildens & Kuipers. Tot 1887 stond de molen daar, toen is hij afgebroken en in Marle (bij Wijhe) als De Vlijt herbouwd.
Een bezig baasje, onze Freerk. Nog maar eens kort samengevat: hij begint als knecht bij een oliemolen, begint een broodbakkerij, koopt een oliemolen en begint een meelfabriek. Maar dat is niet voldoende, want in 1888 koopt hij de firma O. & S. van Kallen aan de Tuinen in Leeuwarden.


1895


Uit de jaren 1950-60. Pieter Bokma heeft dan al drie (of vier?) panden in bezit.
Het fraaie pand met de klokgevel is van 1756 en staat op de lijst van Rijksmonumenten.

 

 
Anno 2015. Pand nr 36 is van 1921. Op de foto van 1895 is duidelijk een ander huis te zien.

 


Gevelsteen naast de deur van nr 36

C.V. Bokma staat voor: Coert Volken Bokma (1901-1971), zoon van Pieter en kleinzoon van Freerk Klazes. Hij liet deze gedenksteen inmetselen toen hij  30 jaar oud was, vermoedelijk ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het pand.

Terug naar zijn opa. In ‘150 jaar schaken in Leeuwarden’ haalt Albert van derWal de ruzie aan tussen Bokma en Secretaris Maan. Een hele merkwaardige ruzie. Bokma is op een avond klaar met zijn partijtje schaak, schuift eens aan bij een partij die nog in volle gang is en is niet te beroerd om op luide toon alle zetten van commentaar te voorzien. In plaats van hem ogenblikkelijk de mond te snoeren, laten de makke schaakschapen alles over zich heen komen, totdat secretaris/penningmeester Maan de commentator er voorzichtig op wijst dat dit toch niet de bedoeling is. Bokma pikt dit niet en loopt woedend de zaal uit. Enfin, leest u het zelf maar. De notulen van 4 mei 1888 heb ik er op nageslagen. Over de hele tekst staan doorhalingen en over de tekst is ‘vervallen’ geschreven (door Maan).

Omdat de citaten in ‘150 jaar’ niet helemaal volledig zijn, hier het hele verhaal:
‘Na het spelen van eenige partijen plaatste den Hr. Bokma wiens partner inmiddels vertrokken was, zich naast den Hr. Hardorff die een partij met onze Hr. Kuipers (de President! KvS) speelde. De Hr. Bokma, het spel van bed. Heeren volgende, mengde zich in het spel door de zetten der heeren hardop te beoordelen en te critiseren (Van der Wal vermeldt dat er een boete van één gulden wordt gegeven bij aan ‘aanwijzingen bij een andere partij; eenig teken of gebaar te kennen gevende ten gunste van één der schaakstrijders’). Nadat dit eenige tijd geduurd had veroorloofde de Secretaris zich de opmerking dat dit voor anderen wel wat lastig was terwijl het ook bij reglement was verboden. Waarop de Hr. Bokma zeer heftig tegen de Secretaris uitviel en het deze zeer kwalijk nam dat hij daarop aanmerking had durven maken, waartoe hij hem het recht ontzeide en van hem althans niet wilde dulden, nadat deze woordenwisseling tusschen de heren Bokma en maan eenige tijd had geduurd en steeds in heftigheid toenam, verliet den Hr. Bokma zeer boos de vergadering zijn voornemen te kennen gevende voor zijn lidmaatschap te zullen bedanken. Eenige tijd daarna werd door den Hr. Wissing de vraag gedaan of hier nu niets aan gedaan moest worden, waarop door den President werd te kennen gegeven dat naar zijne meening het eenige middel daarin bestond dat de secretaris den Hr. Bokma excuus ging vragen, stellende hij het lid Maan overigens geheel in het ongelijk hetgeen door het stilzwijgen der aanwezige leden werd beaamd. Het lid Maan gaf hierop te kennen, dat zoo hij al op grond van zijn sympathie voor Philidor tot deze onredelijke en harde eisch kon overgaan, hij van de President verlangde dat deze zich vooraf bij den Hr. Bokma zou informeren, hoe door deze den stap zou worden opgenomen , aan welk verlangen de president beloofde te zullen voldoen’.
Leeuwarden 4 Mei 1888.  De Secretaris P.C. Maan.


Kuipers heeft nooit een bezoek gebracht aan Bokma, zo blijkt later. Pieter Maan bedankt in ieder geval als lid, net als de Heren Born en Ten Doesschate. Hèhè, eindelijk enige solidariteit.
Het blijft een vreemde geschiedenis. Van de kwaliteiten als schaker weten we eigenlijk niets, maar kennelijk achtte Bokma zich voldoende gekwalificeerd (of had hij te ruim van zijn eigen brouwsels ingenomen) om lopende partijen van actueel commentaar te voorzien. Een van de spelers was dus nota bene H. Kuipers, de President! Hopelijk was Bokma niet altijd zo’n onaangenaam en pedant figuur. Maar dat Secretaris Maan verzocht wordt zijn excuses aan te bieden, is natuurlijk de wereld op zijn kop zetten; dat de aanwezige leden daarmee instemden, zegt wel iets  over hun collectieve rechtvaardigheidsgevoel. Van der Wal meent dat Maan het onderspit heeft moeten delven, omdat Bokma toen al een gerespecteerd  en vermogend (en kennelijk onmisbaar) lid van de schakende samenleving was. Al of niet vermogend, Pieter Carel Maan was wel Directeur van het Huis van Bewaring in Leeuwarden en had dus wel zeker een gerespecteerde maatschappelijke status. Dat hij zich niet de mindere van Bokma voelde blijkt uit het feit dat de woordenwisseling sowieso een tijd duurde en ook ‘steeds in heftigheid toenam’.  


In 1894 begint Freerk een eigen distilleerderij (de Bron). Bij de Tuinen begint de victorie.
Freerk start het bedrijf, maar zijn zoon Piet (1871-1965) zal het merk BOKMA
definitief op de kaart zetten.

Dat men toch wel bevreesd was voor enige concurrentie (en voor namaak. Wat zeg ik: zelfs ‘inferieure’ namaak) blijkt uit de manier waarop importeur Dunlop adverteert.

Van Freerk heb ik, tot nu toe, nog geen foto’s kunnen vinden, wel van zijn zoon (foto onder).

Als secretaris maakt hij de verslagen van de wekelijkse vergaderingen. Ook vond ik een inventarislijst:

Op 31 januari 1889 overlijdt zijn oudste kind Anna, 24 jaar oud. Uit de notulen van de vergadering van 1 februari 1889: ‘De voorzitter noodigt den Secretaris uit een brief van rouwbeklag te richten aan het lid den Heer F.K.Bokma’.

In 1895 wordt Freerk gekozen tot vicepresident van Philidor en hij zal dat blijven tot 1899. Dan zijn we inmiddels gaan schaken in het Friesch Koffiehuis op de Wirdummerdijk (dat wordt dan twee borreltjes minder, want het is een stukje verder lopen van huis naar schaaklokaal). Omdat er geen gegadigden zijn voor de functie van Secretaris/Penningmeester, doet Freerk edelmoedig (kennelijk zijn alle plooien in de onderlinge verstandhoudingen langzamerhand gladgestreken. Pieter Maan is dan trouwens al 5 jaar geleden overleden) afstand van zijn vicevoorzitterschap en van 1899 tot 1903 zal hij de functie van Secretaris/Penningmeester vervullen.
Tot 1903, want dan overlijdt hij. Wat de doodsoorzaak is geweest is niet bekend, maar Freerk heeft, volgens penningmeester/secretaris Bakkers, ‘lang gestreden en lang geleden’ . De voorzitter had al eerder kond gedaan van de treurige toestand waarin lid Bokma zich bevond. Op 2 oktober 1903, ‘des avonds ten half twaalf ure’, aldus het overlijdensregister van de gemeente Leeuwarden, overlijdt Freerk Klazes Bokma.

In de Leeuwarder Courant van 6 october staat zijn overlijdensbericht:
Heden overleed onze geliefde Echtgenoot, Vader, Behuwd- en Grootvader, de Heer F.K. Bokma, In den ouderdom van ruim 62 jaren. Leeuwarden 2 oktober 1903.   Bezoeken kunnen niet worden afgewacht.  W.g: Y. Bokma-v.d. Wal, R. Bokma, P. Bokma, G.H. Bokma-Bruin, K. Bokma.
Nu mag Bokma een gerespecteerd Leeuwarder zakenman zijn geweest, in de kranten van de daarop volgende dagen wordt geen enkele aandacht geschonken aan zijn overlijden. Bij Philidor komt het bericht hard aan. De Secretaris/Penningmeester F. Bakkers is op 2 oktober bezig zijn notulen uit werken als hij hoort van het overlijden van Freerk Bokma. Hij verwerkt dit meteen in de notulen van de vergadering van 2 oktober 1903:
‘Bij het schrijven dezes bereikt mij de eerste tijding dat ons waardig medelid reeds de eeuwige rust is ingegaan en roepen wij hem toe, na al het gehoorde over zijnen treurigen toestand waarin de Voorzitter ons eenigszints verplaatst had “Requiescat in Pace!” Onzen Vriend Bokma heeft lang geleden, gestreden, was een man van moed en volharding, thans is de grootste der partijen afgespeeld, en tuk als hij was in het eindspel, om mat te annonceren heeft thans den grooten kampioen hem het laatste Mat gedeclareerd en zien wij weer een onzer oude garde verdwijnen en mogen wel de historische woorden in dezen worden herinnerd: De Garde meurt mais ne ce rends pas!• Wel was het toevallig treffend dat ik de naamlijst der Vereeniging in orde brengende op hetzelfde moment achter zijnen naam het “Memento Mori” plaats. Vriend Bokma wij nemen afscheid, doch zullen U menigmaal herdenken! Adieu!’

• De officiële tekst luidt: ’La garde meurt mais ne se rend pas!’. Dat wil zeggen dat de Garde liever sterft dan zich over te geven. Deze woorden komen uit de mond van generaal Pierre Cambronne. Hij zei deze woorden toen de strijd om Waterloo feitelijk gestreden was en men hem suggereerde zich over te geven (KvS).

Bij de eerstvolgende vergadering was de voorzittershamer, zoals gebruikelijk bij het gedenken van een overleden lid, omwonden met rouwfloers.



Freerk en Ymkje liggen begraven op de Oude Begraafplaats aan de Spanjaardslaan. Op een afwisselend zonnige en regenachtige middag ben ik naar de Spanjaardslaan gefietst, om te zien of ik het graf van Bokma en zijn vrouw kon vinden. Dat was zoeken geblazen. Meestal is er een register bij een centraal meldpunt. Maar er was geen centraal meldpunt (de twee leuke witte huizen zijn kennelijk bewoond door mensen die geen band hebben met de begraafplaats) en dus ook geen register. Zoals gezegd was het soms mooi weer, dus heb ik op laatromantische wijze, mijmerend, de dood gedenkend, meditatief rondgelopen, in de vage hoop zomaar over het graf van Freerk te struikelen. Ik ben wel gestruikeld, maar niet over het graf van de Bokmaatjes.


Er is nogal wat achterstallig onderhoud op de Oude Stadsbegraafplaats. Grafstenen half verzonken in de grond, veel onleesbare teksten. Er zou sprake zijn van komende herstelwerkzaamheden. Op de site van de begraafplaats las ik dat die herstelwerkzaamheden al vier jaar geleden zijn afgerond!  Waarvan akte.



In het HCL lagen gelukkig de  bedoelde registers. Freerk is te vinden op afdeling 2, Regel 11, nr. 13. Meteen weer op de fiets gestapt, terug naar de Spanjaardslaan en speuren naar afdeling 2, regel 11, grafnummer 13. Niet te missen is het graf van Pieter Bokma, de zoon. Precies voor dit graf staat het graf van Freerk en Ymkje.




Volgens mij was het Karel van het Reve die zei dat, als de mensen niet meer over je praten, dat je dan pas echt dood bent. Geen mens praat meer over Freerk Klazes Bokma, in ieder geval niet bij Philidor. De firma Bokma bestaat niet meer, overgenomen door Heineken. Wie er bij Heineken nog over de ouwe Bokma praat, ik zou het niet weten. Wat Freerk ons nalaat is het verslag van een ruzie met P.C. Maan en een paar onschuldige vermeldingen in de notulen. Maar het mooiste aandenken is natuurlijk de fraaie voorzittershamer met inscriptie.