DE SCHAKENDE GEVANGENISDIRECTEUR

Door Kees van Straten



De oudste voorzittershamer, die uit 1877, is gemaakt door P.C. Maan. Deze hamer is dus al 138 jaar oud, honderdachtendertig jaar. In 1877 wordt Koningin Victoria van Engeland uitgeroepen tot Keizerin van India, Sophie, de vrouw van Willem III overlijdt en Thomas Edison kondigt aan dat hij de fonograaf heeft uitgevonden. De hamer van Maan komt uit de tijd van Victoria, Willem III en Edison. Aan zo’n hamer kleeft geschiedenis!

We kennen Maan als bemiddelaar bij de schaakpartij tussen Kuipers en Hardorff, die wreed verstoord werd door opdringerig commentaar van Freerk Bokma. Maar wie was P.C. Maan en waar komt-ie vandaan?

Pieter Carel Maan is geboren in Den Bosch op 18 november 1829. Als jongeman gaat hij naar Rotterdam. Vermoedelijk heeft hij daar gewerkt in een Huis van Bewaring, want in zijn overlijdensbericht in de Leeuwarder Courant is sprake van ‘vroeger door hem bij het gevangeniswezen waargenomen functiën’, daarbij kennelijk doelend op de tijd voordat hij in Leeuwarden werkzaam was. Hij komt in Rotterdam zijn Klazina tegen. Ze trouwen, Pieter Carel Maan en Klazina Koevoet, in 1860.

Vijf jaar later, op 24 oktober 1865, wordt hij benoemd tot Directeur Burgerlijke en Militaire Verzekering in Leeuwarden (hoe komt Maan aan zo’n baan? Zijn er advertenties geplaatst? Als je bladert in de kranten van die tijd, dan zie je dat er voornamelijk dienstbodes, hulponderwijzers en veldwachters worden gevraagd, maar geen directeuren).
Die ‘Verzekering’ heeft niets met ziekte, invaliditeit of assurantiekantoren te maken, zoals ik oorspronkelijk dacht,  maar alles met een in verzekerde bewaringstelling. De ‘Burgerlijke en Militaire Verzekering’ was een vroegere benaming voor ‘Huis van Bewaring’ of ‘Verzekeringhuis’.

Van 1824 tot 1892 was de Kanselarij de huisvesting voor de Burgerlijke en Militaire verzekering en dus een Huis van Bewaring. Was zo’n  prachtig gebouw nu werkelijk de enige locatie in Leeuwarden voor een gevangenis? De directeur woonde in de kanselarij. Waar precies is lastig te achterhalen; misschien aan de achterkant?

Pieter komt wonen en werken in Leeuwarden in 1865 en heeft een interessante baan. Naast het aansturen van zijn personeel heeft hij thuis ook nog de zorg voor vrouw en kinderen, de dienstmeid (hij verslijt er drie in krap twee jaar tijd) en een naaivrouw. Er gebeurt van alles in het Huis van Bewaring, het is een hectisch bestaan als directeur en je vraagt je af waar Pieter de tijd vandaan heeft gehaald om een hamer plus bijpassende houten kist te maken. En hij blijft tijd overhouden, want in het jaarverslag van 1868 lezen we dat hij een ‘kunstig bewerkte naamlijst van het Schaak-Collegie Philidor’ heeft aangeboden aan de vereniging. Dat er van alles gebeurt in het Leeuwarder Huis van Bewaring blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat in 1883  twee snoodaards het plan hebben opgevat om te ontsnappen. De Leeuwarder Courant maakt er een korte melding van. De schurken kruipen door een dakraam en laten zich met een touw naar beneden zakken (Welk dakraam? Aan de voorkant, zijkant, achterkant; waarom worden interessante details vaak achterwege gelaten?). Hoe dan ook, je met een touw naar beneden laten zakken blijft spectaculair. Helaas was een touw niet sterk genoeg en daardoor viel de zwaarste jongen. Beiden werden onderaan de muur opgewacht door wakkere cipiers.

Zo’n enerverende baan vráágt om ontspanning na werktijd. Nu was het amusementsaanbod in 1865 niet zo ruim als tegenwoordig. Je kon lid worden van de Maatschappij ter bevordering van Schilder- en Teekenkunst in Friesland, of van de Rederijkerskamer Ten Kate.



Hierboven een bijeenkomst van de ‘Rederijkerskamer voor uiterlijke welsprekendheid’ in Leiden (welke vormen van innerlijke welsprekendheid beoefende men in Leiden?).

Pieter had geen oren naar ‘teekenen’ of ‘uiterlijke welsprekendheid’ en meldde zich als kandidaat-lid bij het schaakcollegie Philidor. Nu kon je je laten introduceren als lid, maar je moest natuurlijk nog wel zwaar genoeg worden bevonden. Op de vergadering van 9 maart 1866 wordt door het lid J.O. Perquin als gast gepresenteerd ‘den Heer Maan, Directeur van het huis van burgerlijk en militaire verzekering alhier’. Dat wordt nog eens dunnetjes overgedaan op de vergadering van 16 maart 1866; met nieuwe leden kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Door de Hr. Perquin  wordt ‘tot lid onzer vereeniging voorgesteld den Heer Pieter Carel Maan, Directeur in het Huis van Burgerlijke en Militaire verzekering alhier, aan welk voorstel gevolg zal worden gegeven overeenkomstig art. 21 van het huishoudelijk reglement’. Een week later wordt overgegaan ‘tot de ballotage voor den Heer Maan ‘. Hij wordt aangenomen met 9 van de 11 stemmen (welk fundamentele bezwaren zouden die twee tegenstemmers hebben gehad?). Op 27 maart wordt er geschaakt, maar niet ‘nadat de Vice President het nieuwe lid onzer Vereeniging, den Heer P.C. Maan uit aller naam had verwelkomd en dit op heusche wijze was beantwoord’.  Een jaar later is Pieter Carel al zo ingeburgerd dat hij zelf nu ook een gast kan introduceren. Op 1 november 1867 stelt Maan voor: de Heer J. Theunisse, telegrafist. Op 15 november wordt hij met algemene stemmen (min 1) aangenomen. Later zal dezelfde Theunisse 18 jaar lang Vicepresident zijn.

Pieter is nauwelijks twee jaar lid, of hij wordt al benoemd  tot Secretaris/Penningmeester. Deze functie zal hij 20 jaar gewetensvol vervullen. Hij schrijft trouw verslagen van de vergaderingen, altijd in een keurig handschrift. Slechts één keer vond ik in de notulen een uitschieter. Misschien had ie een kwaaie bui of waren cipiers, dienstmeid en naaivrouw collectief opstandig, in ieder geval ondertekende hij met een driftige, vette streep onder zijn naam (inclusief inktspetters).

Dat Pieter beeldend kan schrijven blijkt uit zijn verslag over zijn aanvaring met Bokma, maar ook uit kleinere observaties. Uit de vergadering van 16 oktober 1868: ‘….Na veel en heftig over en weer praten, waarbij zich het in een geregelde vergadering ongehoorde geval voordoet, dat door 5 a 6 leden tegelijk het woord wordt gevoerd, zoodat deze vergadering meer op een JoodeKerk dan op een ordelijke discussie geleek………….enz’.  Een ‘JoodeKerk’ doet nu de wenkbrauwen fronsen. Van Dale (12e druk) geeft onder jodenkerk: ‘het lijkt hier wel een jodenkerk’: ‘gezegd wanneer allen tegelijk spreken of door elkaar schreeuwen’ , met als aantekening ‘beledigend’. Kennelijk is dat toen niet zo ervaren.

Bokma was niet makkelijk in de omgang, maar Maan kon er ook wat van. Hij krijgt ruzie met President Plet (alweer een President. In de ruzie met Bokma had hij te maken met President Kuipers) om een ding van niks: ‘een punt van verschil bij het schaken’. Daar kun je je van alles bij voorstellen; jammer dat het punt verder niet benoemd wordt. Het moet niet erg ingewikkeld zijn geweest, want Maan praat tijdens de vergadering even met het oudste lid (en die heeft dús het meeste verstand van schaken) en die verklaart prompt dat President Plet (chirurgijn en vroedmeester, maar dit terzijde) ongelijk heeft.

Hier de hele geschiedenis, overgenomen uit de notulen van de vergadering van 23 april 1869  (inclusief de opmerkelijke spelling):
‘De secretaris vraagt, alvorens tot de loting over te gaan  het woord en deeld aan de vergadering mede dat in de bijeenkomst van 9 dezer Augustus, de Hr. Plet, President en hem secretaris eene woordenwisseling heeft plaats gehad over een punt van verschil bij het schaken. Daar deze woordenwisseling nogal hoog liep, en de Hr. Plet woorden bezigde vrij beledigend voor de tegenpartij onder anderen “Ik schaak met jou niet meer”, enz. acht de secr. zich verplicht op dat voorval met een enkel woord terug te komen, hij betreurt het zeer dat de onaangenaamheden hebben plaatsgehad, hij wil zelfs erkennen, dat ook hij welligt woorden heeft gebezigd, waarvan het beter ware dat zij niet gesproken waren. Maar aan de anderen kant waren de woorden van den Hr. Plet van dien aard dat hij zich genoodzaakt zoude zien voor zijn lidmaatschap te bedanken, dewijl daarvan eene oneenigheid het gevolg kan zijn, die vooraf tusschen leden van het bestuur niet wenschelijk is. Hij is echter te groot liefhebber van het schaken, en was tot dus verre steeds met te veel genoegen lid van dit gezelschap, om maar zoo dadelijk te bedanken en steld daarom als middenweg voor 3 leden te benoemen, om de zaak te onderzoeken en te beoordelen, wie in deze gelijk had en dus in zijn regt was. De Hr. Plet nam hierop het woord en verklaarde dat ook hij moest erkennen dat hij in zijn drift welligt te veel had gezegd, dat men echter zijn woorden moest beschouwen als in drift te zijn gesproken en daar geen waarde meer aan moest hechten, maar dat hij er tegen was dat de zaak opnieuw werdt onderzocht en besproken daar dit alligt tot lange discussies en nieuwe onaangenaamheden aanleiding kon geven terwijl hij verder verklaarde voor zijn Presidium te bedanken, hij had indertijd die functie voor één jaar op zich genomen, maar dewijl nu, uitgenomen de zomermaanden, het speelseizoen als geëindigd kon beschouwd worden, wilde hij liever het Presidium in handen zien van iemand die daarvoor welligt meer tact en energie bezat, verklarende tevens at dit besluit geheel afgescheiden was van hetgeen tusschen hem en de secretaris was voorgevallen. De laatste bleef echter op een onderzoek aandringen en deelde ter loops aan de Hr. Wegersma, als oudste lid, mede waarover het verschil ontstaan was, welke dan ook verklaarde, dat de Hr. Plet ongelijk had. De Heer Keikes bragt in het midden dat ook hij het wenschelijk achtte dat een officieel onderzoek achterwege bleef en men de zaak liever als afgedaan moest beschouwen, welk gevoelen nog door eenige andere leden werd gedeeld, te meer omdat de Hr. Plet had erkend te veel gezegd te hebben. De H. Schliebner was van dezelfde meening, maar achtte het voor het vervolg wenschelijk dat de wet in zoodanige gevallen voorzag. Om alle verdere onaangenaamheden te mijden wil ook de Hr. Maan niet verder op een onderzoek aandringen en wordt na loting met schaken aangevangen. Leeuwarden 23 April 1869.
P. C. Maan, secr.



Opmerkelijk dat er bij de meningsverschillen van zowel Bokma als Maan, direct wordt gedreigd met opzeggen van het lidmaatschap. Een jaar na dit incident trouwens, in februari 1870, zal Plet alsnog bedanken als lid van de vereniging.    
Het is even wat rustiger in het leven van Pieter, maar dan komt zijn vader op 22 november 1873 vanuit Hoorn naar Leeuwarden,  om te gaan inwonen bij zijn zoon en schoondochter. Hij moet dan al ernstig ziek zijn. Een maand later, op 31 december, wordt hij uitgeschreven van het adres Tweebaksmarkt OZ 58 (= de Kanselarij). Gaat hij vandaar linea recta naar het ziekenhuis? Een halve maand later overlijdt hij, op 13 januari 1874, in de respectabele leeftijd van 84 jaar. Pieter Carel doet aangifte van het overlijden van zijn vader samen met Lourens Nauta, docent aan het gemeentelijk gymnasium in Leeuwarden (in 1868 benoemd tot ‘docent in de nieuwe talen’).



Op het overlijdensbericht wordt niet alleen vermeld dat de vader van Pieter geboren is op 21 februari 1789 in Rotterdam, maar ook dat hij gepensioneerd Officier van de Infanterie was en Ridder Militaire Willemsorde 4e Klasse.

In 1888 verhuist de Familie Maan van de Kanselarij naar de directeurswoning aan het Blokhuisplein. Het Bevolkingsregister 1876-1904 van Leeuwarden vermeldt als aantekening bij de Familie Maan, in onversneden ambtenarenjargon: ‘Nevens vermeld gezin van acht personen is den 14 Februari 1888 overgebracht op het bevolkingsregister van het Huis van Bewaring te Leeuwarden, overeenkomstig artikel 1 van het Koninklijk Besluit dd. 27 Juli 1887  Staatsblad No 142’ . Die verhuizing was noodzakelijk, omdat de Kanselarij geen geschikte plaats meer was voor boeven, landlopers en doorgedraaide militairen. Het gebouw moest het archief en bibliotheek van de provincie worden.
De directeurswoning lag direct aan de rechterkant van de hoofdpoort.



Het is niet alles pais en vree in het huis van bewaring. In de twee jaar dat Pieter Carel woont aan het Blokhuisplein overlijden 17 mannen aan TBC, diabetes en door zelfmoord. In tien jaar tijd (1888-1898) sterven er maar liefst 54 mannen.

1888 is een onrustig jaar voor Pieter Carel. De familie Maan verhuist van de Turfmarkt naar het Blokhuisplein, Pieter krijgt het aan de stok met jeneverstoker Bokma en hij zegt het lidmaatschap op van de club die hij ruim 20 jaar gediend heeft.
Als secretaris schrijft hij nog wel plichtsgetrouw het jaarverslag over 1887-1888, en hij sluit af met de woorden: “En hiermede eindig ik dit mijn verslag onder dankbetuiging voor de vele blijken van hartelijkheid en vriendschap gedurende mijn lidmaatschap ondervonden, met de beste wenschen voor Philidor”.

Twee jaar later overlijdt hij, op 16 december 1890. Anderhalve maand na zijn overlijden, op 1 februari 1891 wordt zijn opvolger al benoemd: Engbert van der Kamp  uit Doesburg. Engbert houdt het in Leeuwarden een jaar vol en is daarna vertrokken.

Als Freerk Klazes Bokma overlijdt is dat niet belangrijk genoeg voor de Leeuwarder Courant om dat te vermelden, maar bij het verscheiden van Pieter Carel Maan vinden we het volgende bericht in de Leeuwarder Courant van 17 december 1890:

Heden is alhier op den leeftijd van 61 jaren onverwacht overleden, de Heer P.C. Maan, directeur van het huis van bewaring, tevens tijdelijke strafgevangenis. Meer dan 25 jaren was hij in deze betrekking werkzaam geweest. Gelijk ook in vroeger door hem bij het gevangeniswezen waargenomen “functiën”, had hij steeds aan eene volijverige plichtsbetrachting eene humane behandeling der aan zijne bewaking toevertrouwde gevangenen weten te paren’.

In de notulen van Philidor van 19 december 1890 en alle erna, noch in het jaarverslag van 1890-1891, wordt herinnerd aan het overlijden van Pieter Carel Maan. Een overlijdensbericht namens de familie heb ik in de Leeuwarder Courant niet kunnen vinden. Het graf van Pieter ook niet; niet in zijn geboorteplaats Den Bosch, niet in Rotterdam en niet in Leeuwarden.