LENTECOMPETITIE 2017 - DEEL 10: SLOPEN!

door Wietze J. Klasma (Wieuwerd)

 

Zaterdagmiddag komt opeens onze buurjongen van 11 binnengestormd. “Ik wil schaken leren, Oom Wietze". “Nou, dat is geweldig Auke, wanneer wil je beginnen“? “Nu meteen, ik heb m’n hamer al meegenomen“. In eenvoudige bewoordingen (je tegenstander wordt bij het schaken niet met fysiek geweld maar met superieure denkkracht naar de onderwereld geholpen), heb ik hem tevens uitgelegd dat je de schaakklok met een pink kunt indrukken en daar absoluut geen hamer voor nodig hebt. “We gaan toch sloopschaken“? Nu ben ik op de hoogte van snelschaken, doorgeefschaken, cylindrisch schaken, simultaanschaken en nog veel meer varianten, maar van sloopschaken had ik nog nooit gehoord. “Ga zitten beste jongen en vertel je oude buurman maar wat sloopschaken is“. “Dat stond vanmorgen in de Leeuwarder Courant. Er zijn mensen die sloopdammen. Dat doen ze op steigerhout. Als er sloopdammen is, dan is er toch ook sloopschaken“? Voorzichtig legde ik de jongeling uit dat van de 100 berichten die verschijnen in de Leeuwarder er ongeveer 7 op waarheid berusten en dat zijn ouders zich beter op een kwaliteitskrant kunnen abonneren. Auke bleef volharden dat waar was, want het stond in de krant en zijn vader had het hem voorgelezen en de foto laten zien.

OK, ik zal je sloopschaken leren, maar dan moet je eerst weten wat gewoon schaken is. Hier hebben we het schaakbord. Acht vlakken bij acht vlakken. Dit zijn de schaakstukken. Die zullen we rustig een voor een onder de loupe nemen. Allereerst gaat onze aandacht naar het kleinste stuk: de pion. Een onooglijk ding op het eerste gezicht, maar met een geweldige potentie. Daarvan heeft iedere speler er acht. De pion mag telkens maar één hokje vooruit, behalve bij de eerste zet, dan mag hij er twee vooruit. Let wel: mág, dat hoeft niet. Een ander belangrijk ding is dat de pion uitsluitend schuin mag slaan. Ook hier geldt weer: mág, het hoeft niet. Het is geen dammen. Je hoeft niet op het damspel neer te zien, dat kan wat snobistisch overkomen, maar vergeleken met het edele schaakspel is dammen natuurlijk een variant van het sjoelen. De belangrijkste schaakclub van Friesland is al sinds 1847 de Koninklijke Schaakvereniging Philidor. Philidor was een belangrijke meneer die leefde in de 18e eeuw. In mijn Meijers Konversationslexicon, een uitgave van 1906, is een lemma aan Philidor gewijd. Ik ben benieuwd of je het eens zal zijn met de opmerking van de auteur dat Philidor gevlucht zou zijn naar Engeland vanwege de Revolutie. Bedenk wel: we schrijven hier 1906 en sindsdien heeft de Philidor-Forschung grote stappen voorwaarts gemaakt.



Hier staat het, ik neem aan dat het gotisch schrift geen geheimen voor je heeft. Over de 18e eeuw, de eeuw van de Verlichting, zal op school of thuis wel voldoende verteld zijn. Mocht je denken ‘daar wil ik toch meer van weten’, dan ben ik altijd bereid om wat capita selecta met je door te nemen. Welnu, Philidor, zijn voornamen waren André Danican (dat Danican duidt waarschijnlijk op Schotse komaf), was een beroemde componist. Al zijn voorouders waren als musici verbonden aan de hofkapel van de koning. Als je meer wil weten over de etymologie van de naam Philidor, dan verwijs ik je naar de meest recente biografie over hem, geschreven door Sergio Boffa. Philidor was niet alleen componist, maar ook de beroemdste schaker uit zijn tijd. En deze wereldberoemde Philidor, en dit getuigde in zijn tijd van een diepgaand inzicht in het schaakspel, deze wereldberoemde man nu noemde de pionnen:  de ..…“.
Hier aangekomen keek ik of hij het tot nu toe kon volgen. Verbaasd moest ik constateren dat Auke er niet meer was. Ach, natuurlijk was hij thuis even een schrift aan het halen om te noteren wat ik hem verteld had. Door deze gedachte gerustgesteld, leunde ik achterover. Vanuit de tuin hoorde ik de merel en de kortgekuifde nachtegaal zingen. Maar ik hoorde ook andere geluiden. Toen ik voor het raam ging staan zag ik dat Auke onze oude lindeboom aan het omzagen was. Hij zwaaide enthousiast naar me en riep „Zaagschaken is ook leuk! Straks ga ik brandschaken“. Ik heb hem aan zijn oren uit de tuin getrokken onder de woorden “Oorvijgschaken, schrijf daar maar eens een opstel over en stuur het naar de LC”. Nou, die kon hij mooi in zijn zak steken.

Over naar het echte schaken. Er is warempel alweer een nieuwe jeugdspeler in de lentecompetitie: Marthijn Kooistra. Hij deed het heel goed, kwam prima uit de opening, maar gaf in het middenspel een paard weg. Daarna werd het wat minder. Martijn is een echte vechter: met alleen nog maar een koning, bleef hij knokken tegen een vijandige dame, loper en wat pionnen. Pieter moest hem mat zetten, voordat Martijn zijn koning omlegde.

Rinze: “Het potje tegen Juko van een jaar of wat geleden was erg, maar de pot tegen Derk was nog veel erger. Gelukkig schoten mij de troostende woorden, ‘Och, ’t is maar een spelletje’ van wijlen Mijnheer Bakker te binnen”. Door het gekreun van Rinze was het duidelijk dat ‘de pot’ verloren was voor hem. Hij kon niet nalaten om eraan toe te voegen, dat het ook de schuld was van dat gehandicapte potlood van Derk.

Derk kan het zielige stompje amper vasthouden. Volgens mij is het psychologische oorlogsvoering. De een doet moeilijk met potloden, de ander draait krulletjes in zijn haar, een derde heeft een bierkegel van Wieuwerd tot Beijing.

Chistian maakte gehakt van Henk (alles bij wijze van spreken, want zo erg was het nu ook weer niet)

en Dylan balletjes van Jeppe.

Laat die jongens maar schuiven. Vader Jan deed niet voor zijn zoons onder. Kees zette een solide Budapester op, maar vergat in zijn schaakdrift de ongedekte dame (ook hier: alles in overdrachtelijke zin).

Leo overtrof zichzelf door te winnen van Jan (Miedema)

en Siem kon het niet bolwerken tegen Eelke. Na een rustige opening begon wit een aanval met g4 en f4-f5. Zwart keepte prima, maar net toen het ergste achter de rug leek won wit op listige wijze een kwaliteit.

Dolf heeft alles over voor de lentecompetitie. ’s Morgens stond hij nog in Riga en ’s avonds in Priyas. Hulde, hulde! Hij was in Riga omdat hij daar meedeed aan het ECSC, het European Chess Solving Championship. Het ECSC werd in 2005 voor het eerst gehouden. Als een van de weinigen heeft Dolf ook aan alle vorige twaalf meegedaan (zie www.wfcc.ch).  Dit jaar was het ECSC extra interessant omdat het meetelt voor de World Cup. Dolf: “Tot de echte top behoor ik niet (meer), maar mede doordat ik vrij actief ben (aan veel oplostoernooien meedoe) en hier en daar nog wel eens in de subtop eindig, sta ik wel hoog in de stand van de World Cup, voor tussenstand zie http://www.wfcc.ch/wp-content/uploads/WSC-Standing-2016-17-2017-05-05-L.pdf .
De beste vier resultaten (in punten) tellen voor dat klassement. Dat betekent dus, omdat ik er al vier heb staan, dat als ik hoog zou mogen eindigen op dat Open in Riga, er bij mij in het klassement ook een resultaat weg zal vallen. Het hoofdtoernooi in Riga is het ECSC, er is een individueel klassement en een landenklassement. Nederland doet voor het eerst met een volledig team van 4 oplossers mee.

Dolf is de enige Nederlandse GM in het oplossen. Zijn resultaten zijn in het verleden ooit beter geweest dan die van die andere Nederlanders. Hij eindigde verscheidene malen top-10 op EK en WK. Tegenwoordig doen de twee enige Nederlandse IM-ers in het oplossen, Peter van den Heuvel (Enschede) en Hans Uitenbroek (Vlaardingen), vaak niet voor hem onder. De laatste jaren heeft hij zo tussendoor nog wel een paar keer goede resultaten neergezet. Zo werd hij op het WK van 2013 (Georgië) nog 11e en eindigde twee jaar geleden in Roemenië ook als 11e op het EK (ook 11e in de voorwedstrijd, het Open). Vorig jaar, in Athene, ging het niet best: 30e in het Open en 39e op het EK. Nu in Riga ging het Open ook niet zo best: 43e, maar op het hoofdtoernooi ging het beter. Hij eindigde als 22e (Peter werd 19e, Hans 23e), dat is gezien zijn rating vrij normaal. Het Nederlandse team eindigde daardoor als 6e.

Zoals ik al zei stond Dolf ’s morgens nog in Riga en ’s avonds in Leeuwarden. Zelf schrijft hij hier over: Ik was mooi op tijd terug voor de Lentecompetitie! Tegenstander Erik van der Lee had eigenlijk wel gelijk toen ie voor de partij suggereerde dat ik misschien mijn rust wel kon gebruiken en gaf aan dat hij aan een actie die dat zou bewerkstelligen (iets als: 'niet spelen') mee wilde werken. Maar ja, dan loopt Eelke misschien bij me weg in de stand! Ik kon het me niet veroorloven! ]

Erik speelde, net als de vorige keer, snel. Het is voor mij zaak daar dan niet helemaal in mee te gaan, maar al te lang nadenken kan ook niet. Het slaan op b7 op de 14e zet leek me voor de dame een riskant avontuur en als ik had gereageerd met onmiddellijk 14.-Lxc4! (de routes van de dame terug naar veiliger oorden gaan via a6 en b3 - schaken is helemaal niet moeilijk!- Tf7 komt) had ik die rust misschien wel gekregen. Wat ik deed was ook wel goed, ik won de kwaliteit, en toen hij 21.fxe4? had gespeeld, keek ik naar 21.-Td1+! 22.Pxd1 Txd1+ 23.Kf2 Pg4+ 24.Kf3 Pxh2+ 25.Kf2 Pg4+ 26.Kf3. Op dat punt zag ik echter geen vervolg. Maar dat was er wel: 26.-Pe5+! wint simpel. Ik deed dus maar 21.-fxe4?! , en bleef goed staan, maar na 27.Pc3 kon ik weer niets duidelijks vinden en speelde, na lang nadenken, 27.-Td6?!. Onbegrijpelijk dat ik 27.-Pd5+! (of andere paard-schaakjes) heb verworpen. Misschien was ik inderdaad wel wat moe. Veel voordeel hield ik in de partij niet over, en als 34.Le1! was gebeurd, was het mogelijk zelfs niets geweest”.



Dolf: "Na die indrukwekkende fotoserie van Auke van der Heide van zijn bedevaart naar het graf van Fischer op IJsland, enkele jaren geleden, kon ik natuurlijk niet achterblijven en moest ik, nu ik toch in de buurt was, wel naar het monument voor de 'Tovenaar van Riga'. Hier het bewijs met vlnr Jorma Paavilainen, de Tovenaar, ik en Peter van den Heuvel."

De tussenstand na 10 ronden:

  1. Dolf
  2. Eelke
  3. Erik
  4. Derk
  5. Siem
  6. Rinze
  7. Syze
  8. Henk
  9. Jan (Torensma)

De vraag van de vorige week is opnieuw juist beantwoord door de Hr. Eelke Heidinga te L.
Op zijn verzoek ditmaal geen bloemen. Liever oogst hij een portie bitterballen met een weinig mosterd.

Tenslotte de vraag van de week. Wie schreef:

Stop op met studeren, dan leef je zonder zorg!
Ja en nee, hoe ver zijn die van elkaar verwijderd?
Hoe groot is het verschil tussen fraai en minder fraai?
Als men bang voor je is, moet je zelf bang zijn voor de anderen.
Hoe lang duurt het nog voordat men dit zal inzien’?