K.S.C. PHILIDOR 1847

Schaakpraat 4 door Sytze Faber

Schaken, zeilen, recupereren

 

Wat hebben de Friese topzeilster Marrit Bouwmeester en de nu in Hoogeveen spelende  topschaker Jorden van Foreest gemeenschappelijk? Ze hebben dezelfde manier van kijken!

Bij de start van internationale zeilwedstrijden liggen tientallen identieke boten naast elkaar. Na het startschot vormen een tijdje later altijd dezelfde zeilers de kopgroep. Ra, ra hoe kan dat? Bij mondiale schaaktoernooien is het hetzelfde liedje. Steeds dezelfde groep klasbakken die de toon zet. Mobile eyes, piepkleine camera’s die op ogen geplaatst worden, brachten licht in de duisternis.

Het bleek dat bij het zeilen de ogen van de subtoppers 70 procent van de tijd  gericht zijn op zaken binnen de boot: de zeilstand, de lijntjes aan de binnenkant van het zeil, het vaantje. Bij wereldtoppers als Marrit ligt het precies andersom. Zij richten de blik 70 procent van de tijd op zaken buiten de boot: vlaagjes, golfjes, rimpelingen, manoeuvres van de concurrentie.

Bij het schaken is iets soortgelijks aan de hand. Vergeleken met mindere goden bewegen de ogen van Jorden en andere wereldtoppers rustiger over het bord. Ze blijven niet hangen bij individuele stukken, zijn vooral gericht op groepen stukken en ook op nog lege velden.

Het komt erop neer dat hun manier van kijken de doorslag geeft bij de wereldtoppers bij het schaken en zeilen. Daaraan danken ze hun superioriteit.

Kun je dat leren? Lijkt me niet. Het zit in de genen, in de aanleg. De wandbeenkwab, staartkern en linker slaapkwab – bent u er nog? – zijn bij topschakers, zo wees hersenonderzoek uit, aanzienlijk actiever dan bij minder getalenteerde schakers. Daar is geen kruid tegen gewassen.

Eergisteren had ik als tegenstander een dertienjarige. Liet me overrompelen door zijn uiterst aanvallende openingsspel. Stond al na tien minuten verloren en een half uur later op straat. Tegen het activisme van zijn betreffende hersencellen – een kampioen in spe – was ik machteloos. Het zij zo.

Berusting is ver te zoeken bij mijn verlies van gisteren. Ik veroverde een pion en had ook een prima stand. Het zich aankondigende overwinningsgevoel ging een oogwenk ten koste van de scherpte. En ik ging ik alsnog de boot in.

Normaliter is diep leed over zulk persoonlijk falen minstens een week lang mijn metgezel. Nog twee ronden te gaan. Maandag kunt u lezen of deze geslagen man bliksemsnel heeft weten te recupereren. Het schrijven van dit stukje, merk ik, geeft in ieder geval al een aanzet tot de broodnodige onthechting.

(column geschreven ter gelegenheid van het toernooi in Hoogeveen. Verschijnt in het Friesch Dagblad en de Hoogeveensche Courant).

Geef een reactie