K.S.C. PHILIDOR 1847

OEP en BOMK

Door Marcel Vermaat

OEP en BOMK. Wie kent ze niet?

Tot mijn 25ste levensjaar had ik een rating van rond de 1950. Nu ruim 25 jaar later zit ik boven de 2200. Dat is grotendeels aan de twee bovengenoemde begrippen te danken.

Vanaf vandaag, beste lezers, vanaf vandaag zal jullie rating ook een enorme vlucht gaan maken. Jawel, vandaag maak ik jullie deelgenoot van mijn geheim: OEP en BOMK.

Voor mijn 25ste schaakte ik net zoals de meeste van jullie. Dan gingen mijn gedachten bv als volgt:
Ik doe die, dan doet hij die, dan doe ik die, dan doet hij die, dan pak ik die daar, hij pakt met die terug en dan kan ik die doen. Ik vermoed dat jullie dat wel herkennen. Toch hebben jullie allemaal geleerd dat dit niet altijd hoeft. Vooral bij pion eindspelen is dit  vroeger door jullie schaakleraren erin gestampt.

Niet: ik doe a2-a4 hij doet g6-g5 dan doe ik a4-a5 hij g5-g4 ikke dan weer a5-a6 etc.
Maar: Ik heb 5 zetten nodig voor promotie en hij ook. Ik promoveer met schaak, dus winst.

Of: Mijn koning staat in het kwadrant en de zijne niet, dus winst.

Zie je wel, bij pion eindspelen beredeneren jullie wel, maar in de voorafgaande partij zaten jullie gewoonweg dom te rekenen.

Dom rekenen? Ja! Dom rekenen!

Het zal jullie bekend voor komen. Heb je een ellenlange variant zitten doorrekenen. Je tegenstander doet in die variant vrijwel alleen maar gedwongen zetten en aan het eind van jouw fraaie zettenreeks zie je een mooie stelling met pluspion in het verschiet.

Je doet jouw verrassende zet en ziet je tegenstander 4 zetten lang inderdaad die vrijwel gedwongen zetten doen. Maar dan 1 zetje voor jouw beoogde mooie stelling met pluspion doet hij plots een andere simpele zet. Oh… kon die ook, denk je dan en blijft vervolgens met vreselijk ruïne zitten met een pion minder.

Dit overkomt niet alleen ons als mindere goden, regelmatig ziet ook een topgrootmeester een simpele zet in zijn berekening over het hoofd. Wie denken wij dan wel niet wie we zijn. Rekenen, onmiddellijk mee ophouden. Kost veel te veel tijd en je ziet toch iets over het hoofd. Stoppen met die onzin!

Rond mijn 25ste fietste ik naar de bieb om een schaakboek te lenen. Ik greep ditmaal eens naar een boek van Max Euwe. Oordeel en Plan. Ofwel OEP.

Het is zo simpel. Hoe sta ik en waarom. Wat kan ik doen om mijn voordeel te vergroten of uit te buiten. Hoe kan ik mijn mindere stelling verbeteren. Waar kan mijn loper het beste staan. Wat zijn de beste velden voor mijn paarden.

En nog een hele belangrijke die ik heel vaak vergeten zie worden: hoe staat het pionneneindspel voor het geval alle stukken eraf gaan.

Maar ook in geval van een eventueel stukoffer op de langere termijn: waarom is dit offer juist. Wat krijg ik er voor terug? Lijnen, een opgesloten paard van mijn tegenstander, een koning in zijn blootje.

Dit soort dingen beredeneer je vaak in enkele secondes. Ga je je stukoffer berekenen, dan ben je vaak vele vele minuten kwijt en dan zie je uiteindelijk nog de helft over t hoofd.

Stop met rekenen, begin met beredeneren!

Goede leermeesters hierin waren oud wereldkampioenen Aljechin en Tal. Deze offerden er altijd lustig op los. Maar ze berekende bijna nooit iets. Van Aljechin zei men dat hij er bepaalde regels op na hield, of een combinatie juist of incorrect was. Hij heeft die regels altijd voor zich gehouden, maar het zou mij niets verbazen wanneer het echt zo was.

Aan Tal vroeg men ooit na een prachtig Pd5! Terwijl er een pion op e6 stond in hoeverre hij dit paardoffer had berekend. Hij zei toen dat hij na exd5 was opgehouden. Hij zei: ik kon niet beredeneren hoe zwart dit zou kunnen houden. Mijn stukken kregen allemaal mooie velden en de zijne stonden elkaar in de weg. Dat was voldoende.

Het grootste pluspunt van beredeneren i.p.v. berekenen zit hem m.i. in de leerfactor.
Wanneer je fouten maakt in je berekening, dan maak je die de volgende keer gewoon weer.

Wanneer je echter een fout maakt in je beredenering dan stel je die bewust of onbewust bij. Op gegeven moment wordt je beoordeling beter en je plan en beste zet betrouwbaarder.

Voordat we overgaan naar BOMK eerst twee voorbeelden van voormalig wereldkampioenen.

Diagram 1

Mikhail Tal zit hier achter de witte stukken. Veel GM ’s zouden hier positioneel verder gegaan zijn met 1 Pf5. Maar er is een zet die op een brute geforceerde manier het pleit beslecht, en is deze te berekenen.

De pion op d5 is 3 maal gedekt en wordt ook 3 maal aangevallen. Daar houden wij normale stervelingen doorgaans op met de overweging of we op d5 kunnen slaan. Maar er speelt meer in deze stelling. Kijk eens naar de diagonalen a2-g8 en f3-a8. Kunnen we daar iets mee? Tal wel. Voor Tal was een tussenzet als Ta8!! een kleinigheid. Maar hoe werkt het dan?

Tal dacht hier na over het fantastische 1 Pxd5!! Lxd5 (Txd5? Txf7) 2 Ta8!! Dat zwart dan na Txa8? 3 Lxd5+ verloren staat is niet moeilijk. Wit heeft dan een pluspion op d4 en positioneel heeft zwart ook de nodige problemen met zijn koning in de wind en een zwakke broeder op b6. Maar hoe zit het na 2 Ta8 met Lxa2 3 Txd8+ Kf7 (Pf8? Da8) ?

Zwart heeft 2 stukken tegen een toren en een pion. Dat is niet zomaar gewonnen. Had hij toch niet beter 1 Pf5 kunnen spelen? Of heeft hij verder gerekend? Nee en nee. Tal zag in gedachten de positie na 1 Pxd5 Lxd5 2 Ta8 Lxa2 3 Txd8+ Kf7 en beredeneerde dat wit na 4 Dc6 met dreiging De8 mat een enorme aanval zou hebben op de arme rondvluchtende zwarte koning. Dat was voor hem voldoende zei hij later.

Ga je in die stelling verder met dom rekenen, dan zal je geen materiaalwinst vinden. Kost eerst zeeën van tijd en daarna besluit je wellicht tot overmaat van ramp dat je 2 stukken tegen die toren dan toch wel een klein beetje eng vindt. Toch maar veilig 1 Pf5…

Mikhail Tal speelde inderdaad 4 Dc6 en na Pe7 5 Tc8 Dd5 6 Tc3 Dd7 7 Te3+ Kd6 8 Db8+ Kc6 9 A4 en zwart werd langzaam maar zeker in een matnet geduwd.

Een ander fraai voorbeeld is de overbekende Torenmaal-d4 van Kasparov.

Diagram 2

Garry had wel in de gaten dat hij minder stond tegen Topolov.  Bij het bekijken van de stelling kwam hij tot 2 mogelijke zetten Pc6 en Txd4. Na andere zetten verliest hij zonder enige compensatie de d5-pion.

Dat 1 Txd4 cxd4? (beter is Kb6! Waarna wit slechts een fractie minder staat na 2 b4!) 2 Te7+ Dxe7?? verliest na 3 Dxd4+ Kb8 4 Db6 Lb7 5 Pc6 vergt nauwelijks berekening. Dat zijn allemaal gedwongen zetten. Maar hoe zit het na 2 Te7+ Kb6 3 Dxd4+ Kxa5. De mogelijkheden na Kxa5 zijn zeer ruim. Eigenlijk niet te berekenen voor een mens.

Garry zal ongetwijfeld iets gedacht hebben in de geest van: na b4+ moet de zwarte magistraat naar a4. Ik heb dan diverse mogelijkheden om het matnet dichter te knopen. Mijn toren kan naar a7, loper op h3 kan snel richting a4 gedirigeerd worden en vooral mijn dame kan snel naar b3 waarbij Kb2 ook steeds een leuke helpzet is, want bv Db3+ Lxb3 (indien er een loper op d5 staat) cxb3 in dan ook mat . Dat kan zwart vast niet allemaal tegengaan.

Dat bleek helemaal te kloppen. Topolov vond een stugge verdediging na Kxa5 4 b4+ Ka4 5 Dc3 (veel sterker was meteen Ta7)  Dxd5 6 Ta7 Lb7! 7 Txb7 Dc4 8 Dxf6 en wit uiteindelijk na nog enkele schermutselingen. Maar het oordeel dat na b4+ Ka4 wit zeer goed staat is doorslaggevend geweest in deze partij.

OEP begrijpen we eigenlijk allemaal wel. Max Euwe heeft daar goed werk verricht.

Toch zie ik veel schakers om mij heen die weten dat beredeneren beter is, maar toch blijven rekenen. Een soort combi van beide is al een hele winst. Maar tijdens de analyse hoor ik ze alleen varianten uitspuwen, die soms wel kloppen maar ook heel vaak niet. Zelden hoor ik bij de analyse een dieper plan of een beredenering waarom er voor een bepaalde zet gekozen is.

Leerzaam zijn dan analyses van een super GM als bv Nakamura. Hooguit 2 zetten diep en dan meteen een oordeel en uitleg waarom de voorgestelde zet beter is dan de gespeelde. Daarom heeft hij altijd zo weinig tijd nodig.

We doen nog een laatste voorbeeld. We maken er zelfs een opgave van. Gaat u er maar even goed voor zitten. Dit is de stelling.

Diagram 3

Materieel gezien gelijk. Maar er hangt wat op e6 en er staat een paard te trappelen om naar c4 te hupsen. Ik geef een aantal stellingen aangaande bovenstaande diagram waarvan er maar 1 onjuist is.

  1. 1 e7 werkt niet echt, na Te8 wordt de e7 pion opgehaald en staat wit zo goed als verloren.
  2. 1 Tfe1 werkt niet echt, na Pc4 heeft de witte loper niet veel velden (bv 2 Lb4 a5) en daarna verovert zwart de e-pion met een zo goed als gewonnen stelling.
  3. 1 Tad1 werkt niet echt, na Txe6 2 Td4 d5 3 Lc5 Pc4 4 Tfd1 Pe3 staat wit zo goed als verloren
  4. Wit moet het echt hebben van 1 e7 , Tfe1 of Tad1 want een andere reddende zet is er niet.

Drie van bovenstaande beweringen zijn waar. Eentje niet. Probeer te beredeneren wat de beste zet is. Je hoeft daarbij niet veel verder te kijken dan de zetten die ik hierboven in de stellingen geef. Bezondig u bij het oplossen vooral niet aan een Abmaatje, ofwel het raadplegen van een schaakprogram. Want dan zal ook u de eeuwige schande ten deel vallen.

Aan het einde van volgend onderwerp geef ik de juiste keuze van de 4 stellingen en krijgt u nogmaals een kans om te beredeneren waarom dat de juiste stelling was.

Ook BOMK begrijpen de meeste schakers wel. Toch wordt ook hij telkens weer vergeten om toe te passen. Waar staat die geheimzinnige afkorting dan voor? Beste of Meest Kansrijke.

Is dat niet hetzelfde dan? Nee.

De meest kansrijke zet is de zet die de grootste kans geeft op een beter resultaat dan de beoordeling van de stelling aangeeft. Meestal zit er of een lepe truc in, of de stelling wordt dusdanig gecompliceerd dat de kans op fouten vergroot. Anderzijds wordt door het spelen van de meest kansrijke zet doorgaans het pleit van de dreigende nederlaag eerder beslecht.

Diagram 4

Ik zal het verschil laten zien in bovenstaande stelling.

Marcel Vermaat – Migchiel de Jong, Wit heeft zojuist 1 Le3 gespeeld.

Migchiel speelde  1 … Pb3, zwart staat zeer goed. De beste zet is hier natuurlijk 2 Td6+ Kf7 3 Txb6 c4! en zwart drukt de pionnen met weinig moeite richting achterste rij. Maar gaan wij lijdzaam toezien hoe we er door de sterke IM afgedrukt worden? Of gokken we op die ene stiekeme kans.

Ik speelde na 1 Pb3 Lxc5 ??! Een grafzet. Maar absoluut kansrijk. Want de truc is goed verborgen en Migchiel begon al wat in tijdnood te komen. 2 bxc5 Ta3 3 a1D (beter was c4) Txa1 4 Pxa1 ?? ziet het gevaar compleet over het hoofd. Dat was de kans die ik bij Lxc5 gezien had. 4… Tg1!    Yes !!

Een vreselijke vuile Pattruc. Na zwarts Txg1 kan wit geen zet meer spelen en is t remise. De toren weggeven op g2 is ook niet echt lekker, dus Migchiel bood een ietwat ontdaan remise aan.

Een gelijksoortige is de volgende:

Diagram 5

Paul van der Sterren was hier zwart en had zijn tegenstander volledig overspeeld. De laatste zet van zijn Belgische tegenstander was 1 Dd8! Een uitroepteken, niet omdat het de beste zet was, want dat was hij zeker niet. Maar de meest kansrijke was het absoluut. En dat gaat zich uitbetalen.

Ongetwijfeld zal Paul hier naar de dreigingen Dh8+ en Dxf6+ gekeken hebben.  Na Dh8 kan zwart via g5 en f4 ontsnappen. Na Dxf6+ komt Kh7 Df7+ Tg7 Dh5+ en als er dan een dame op c1 staat kan zwart Dh6 spelen.

Dus Paul speelde c1D ?? Nu komt 1 Dd8 als meest kansrijke tot zijn recht. 2 Dd2+ !  en waarschijnlijk zakte van der Sterren hier langzaam door zijn stoel. Na Dxd2 staat wit pat.

Maar er zijn betere voorbeelden. De 2 hierboven hebben het midden tussen een BOMK en een ordinaire schwindel.

Eerst 2 jonge voorbeelden uit mijn eigen praktijk.

Diagram 6 en 7

Links Marcel Vermaat – GM Vladimir Epishin  en rechts  Marcel Vermaat – GM Mirzoev.

In beide stellingen speelde ik 1 g2-g4 !?

In geen van beide gevallen de beste zet. Maar gezien in het licht dat je als minder positioneel bedeeld speler het altijd op gegeven moment aflegt tegen dit soort kanonnen, koos ik voor de meest kansrijke zet. Namelijk, een zet die het overzicht uit de stelling haalt. In beide gevallen betaalde mijn brutale g4! zich uit tegen de GM’s. Tegen Epishin een remise en Mirzoev werd mijn eerste GM-scalp.

Maar het echte BOMK-werk komt van ex-wereldkampioen Boris Spasski.

Hij beoordeelde in de volgende stelling dat hij de opening totaal mishandeld had en verloren was komen te staan. Hij kwam tot een fantastisch idee.

Diagram 8

Averbach – Spasski 1956

Zijn gespeelde zet 1 …. Pc6!? komt, desgevraagd aan Stockfish, niet eens in het rijtje van de beste 10 zetten voor. Maar als meest kansrijke staat hij m.i. fier bovenaan. Het paard op b8 heeft weinig toekomst en zwart wordt erg beperkt in zijn bewegingsvrijheid door pion op d5.

Dus maakt Boris van de nood een deugd. Hij geeft zijn paard tegen de d-pion en krijgt daar voor in de plaats een b-lijn, een veld op e6 voor het andere paard en een hele batterij aan centrumpionnen op c5-c6,d6 en e5 die het centrum volledig controleren. Is dat genoeg? Nee, bij correct spel van Averbach had Spasski moeten verliezen. Maar na 1 … Pc6!? 2 dxc6 bxc6 3 Ph4 De8  4 hxg6 hxg6 5 Dg4 Tb8 6 Pd1 Pe6 kwam zwart helemaal tot leven. Hij won de c-pion middels Df7 en Dxc4 en stond weldra op winst.

Het devies luidt als volgt:

Sta je verloren: Speel voortdurend de meest kansrijke zet.
Sta je minder: Schat in of je de beste of meest kansrijke zet speelt.
Sta je gelijk. Wil je beslist winnen: Speel de meest kansrijke zet.
Sta je gelijk. Vind je remise ok : Speel de beste zet.
Sta je beter of gewonnen: Speel altijd de beste zet.

Maar terug naar de opgave van OEP.

Ik gok dat u het fout heeft. De enige onjuiste stelling was namelijk B. Na 1 Tfe1 is Pc4 inderdaad de sterkste. Maar waar gaat de loper van a3 dan naar toe? Naar d6!  Want na 2 Lxd6 Pxd6 (niet nemen is geen optie, dan is het wit die voor de winst speelt en Txd6 3 e7 had u zelf al lang gezien)D

3 Tad1  Ik zal de stelling hieronder tonen:

Diagram 9

Wit staat een stuk achter. Maar waarom kan zwart dit dan niet winnen. Probeer dat eens 5 minuten lang te beredeneren! Niet rekenen boefjes! Beredeneren !

Ik ga jullie zo meteen na die 5 minuten de juiste beoordeling geven. Nog niet spieken. Ook jij niet Klaas!

De 5 minuten zijn om! Toch? Komt ie:

Het zwarte paard staat gepend. Die mag niet spelen. Ook de b-pion naar voren en daarna Pb7 werkt niet want dan sla je op d8 en speel je e7 en je haalt een dame.
De toren op d8 mag ook niet spelen, want dan slaat wit op d6 en wint.
Kun je dan op de koningsvleugel loskomen met zwart? Neen.
De koning en de toren mogen niet naar f8. Dan komt immers weer dat vervelende e7.
Kun je iets rond spelen op de koningsvleugel en de toren op f6 en koning beter opstellen?
Nee, er valt weinig te bedenken dat eea beter positioneert zonder e7 uit het oog te verliezen.
Weet dat meteen e7 na bv 1 … b5 verliest op Te8 omdat de toren op f6 dan de dekking van het paard overneemt.
In principe kan wit tot in den treure Kg1-f1 en daarna weer Kf1-g1 blijven spelen.
Maar zwart moet nog even opletten ook!  Er zit nog iets leuks in de stelling.
Want zwart mag nooit met de b-pion de witte a-pion slaan omdat dan de c-pion wit de winst gaat brengen.
Wit kan gerust a4 en a5 spelen om een damevleugel pion te ruilen. Daarna mag hij zelfs op d6 met de toren slaat omdat het toreneindspel dan na e7 T6e6 e8D Txe8 Txe8 remise is.

Wat belangrijk is om te zien is dat in diagramstelling je niet meteen op d6 mag nemen met de toren. Het Toreneindspel na bv 1 …b6 2 Txd6  Txd6  3 e7 Te6  4 e8D+ Txe8 staat heel slecht voor wit omdat de zwarte damevleugelpionnen elkaar nog ondersteunen en de witte damevleugelpionnen prooidieren zijn.

 

Geef een reactie