K.S.C. PHILIDOR 1847

Een rein mat midden op het bord, zeldzaam!

Door Dolf Wissmann

In schaakproblemen speelt soms de vraag of een mat als een ‘rein mat’ bestempeld kan worden een rol, en hoewel het een onderwerp betreft dat voor het resultaat van de partij in feite geen relevantie heeft, ben ik recentelijk meerdere malen op het onderwerp gestuit in de wereld van het ‘bordschaak’, en ik gebruik die term even omdat ik het zo’n mooie vind. Met ‘bordschaak’ wordt het ‘gewone’ schaken bedoeld, probleemschaak en correspondentieschaak vallen er in ieder geval buiten, de term is afkomstig uit de wereld van het laatste, nou, dat verbaast mij dus niks.

Iets zegt me dat het handiger was geweest om een term te verzinnen waarmee een verschil met de andere vormen van schakerij wordt aangeduid, maar dat komt natuurlijk omdat ik een probleemschaker ben, de logica van de correspondentieschaker gaat aan mij voorbij. Ik waak er dan ook voor om in het bijzijn van correspondentieschakers een vraag als “En wie is hier nu raar?” te gaan stellen. Nee, goed bekeken correspondentieschakers! Laat die ‘gewone’ schakers zich maar afvragen of probleemschaak en/of correspondentieschaak aan de wand, op een plat dak of op een grote zwarte plaat plaatsvindt, die term ‘bordschaak’ houden we er in.

Terug naar het onderwerp ‘rein mat’ dan nu. Op internet vind ik een pdf van de Nederlandse Bond van Schaakprobleemvrienden waarin wordt uitgelegd dat er van een ‘rein mat’ sprake is als: ‘alle velden om de koning en ook het veld waarop de koning staat, op slechts één wijze voor hem in de matstand ontoegankelijk worden gemaakt.’ Voor dat onmogelijk maken zijn twee mogelijkheden: 1. een vijandelijk stuk dekt dat veld, 2. een eigen stuk blokkeert het veld. Bij een koning in de hoek zijn vier velden relevant (het hoekveld zelf, en de drie er om heen), bij een koning op de andere velden aan de rand zijn het er zes, in alle overige 36 gevallen die in verband met dit onderwerp onder de noemer ‘midden op het bord’ samen te brengen zijn, gaat het om negen velden. Er is sprake van een rein mat als de koning naar geen van de acht mogelijke velden kan spelen als gevolg van één aanval op dat veld of een blokkering (dus niet beide!) en de koning zelf aan één aanval (het schaak) is blootgesteld. Op kanttekeningen die hierbij te verzinnen zijn ga ik nu niet in. De relevantie zit ‘m er in dat een rein mat mooier wordt gevonden dan een, laat ik zeggen, mat ‘met overkill’. Aan wie het verschil niet ziet is dit artikel waarschijnlijk niet besteed.

Zoals gewoonlijk zijn de mogelijkheden voor dergelijke zaken in de partij kleiner dan in de compositie, de tegenstander werkt immers bijna nooit mooi aan jouw kunstwerk en als de kunstzinnige elementen in de matzet of het beoogde mat schuilen, presteert die ellendeling het soms om één zet voor het einde op te geven.
Op 10 maart j.l. eindigde Sneek-Lasker, een in verband met het kampioenschap in klasse 3A van de KNSB-competitie cruciale wedstrijd zoals de lezer wellicht weet, in 4-4. Op basis van alle acht partijen hadden wij naar mijn inschatting de beste kansen op de overwinning, maar een partij waarin het duidelijk niet tegenzat was Wissmann-Kloosterman. Tot mijn schrik zag ik daarin dat Anne mijn 31.Db5-d3 kon beantwoorden met 31.-Dd6xpionh2+ 32.Pg4xh2 Ph5-g3#. Daarmee zou onderstaande stelling op het bord gekomen zijn en ik nam me, terwijl hij over die 31e zet nadacht, al voor dat als hij de allerbeste zet zou vinden ik voor deze optie zou kiezen en de enige alternatieven, opgeven of de hand aan mijzelf slaan, zou laten voor wat ze waren.

Gelukkig viel Anne’s keus uiteindelijk op een alternatief (kwaliteitswinst) en als ik me had gerealiseerd dat het ook dan totaal verloren is had ik de partij wellicht niet alsnog gewonnen, zo kan een veel te optimistisch stellingsoordeel ook nog wel eens gunstig uitpakken.
Zoals de attente lezer reeds gezien heeft gaat het in dit geval niet om een rein mat, veld h2 wordt door zwart gedekt en is tevens geblokkeerd, wat niet wegneemt dat je er in combinatie met het dameoffer als inleiding, ook als objectieve toeschouwer, best door in vervoering zou kunnen raken. Het was precies die toestand die ik ’s avonds bij Eelke H., nadat ik hem, op zijn verzoek, de details rond het gebeurde had toegespeeld, meende te constateren. Dat hij diezelfde dag nog een en ander aan zou wenden om via het gastenboek op de site van Sneek eens lekker in die open wond van Anne te gaan roeren wist ik op dat moment namelijk nog niet.

Enkele weken geleden verscheen op deze site een onthutsend bericht dat mogelijk nog onthutsender is dan iedereen zich tot nu toe heeft gerealiseerd. De clubkampioen (alle spelvormen) had verloren, dat is inderdaad niet iets wat iedere dag gebeurt. Zijn tegenstander had het huzarenstukje met zwart klaargespeeld, ook dat moet denk ik als iets onwaarschijnlijker worden beschouwd als het alternatief, en het betrof bovendien een speler die in de Play-off, want daarin gebeurde het, zich met de strijd om de hoogste plaatsen daarna niet bemoeide. De partij eindigde in mat!, dat zie je toch ook niet zo vaak, en de koning van de kampioen stond niet in de hoek of aan de rand maar op e2, zoals daarstraks uitgelegd is dat in feite ‘midden op het bord’. Veld f2 was voor de koning geblokkeerd, aan een overbodige dekking van dat veld had de zwartspeler zich niet ‘bezondigd’, en dat terwijl voor de acht resterende relevante velden, keurig!, volstaan was met één enkele aanval. Hoewel verliezen voor hem geen dagelijkse bezigheid is en hij er daardoor nog minder aan gewend is dan wij, had Migchiel, zo maak ik op uit de begeleidende tekst, zich een sportief verliezer getoond en de zwartspeler, Rein, met zijn spel gecomplimenteerd. Een dingetje, zo vond ik, was nog wel het vermelden waard: in de slotstand stond een rein mat.

Migchiel de Jong-Rein de Boer (Playoff Philidor 1847, Leeuwarden 17 april 2018) slotstand:

Geef een reactie